's-Hertogenbosch 8 augustus 1918 - 's-Hertogenbosch 7 januari 1996 (77)
Daan Houdijk (1918) is de kleinzoon van ,De Lange Daan' één van de eerste orgeldraaiers in de stad.
Stadsgezichten
Daan Houdijk: met de muziek mee
door Paul Kriele
Daan Houdijk is op 8 augustus 1918 geboren in ,De Reet van Broek en Buis’ zoals men een zijsteegje van Beurdsestraat noemde. In een volksbuurt floreert het straatleven met muzikanten en rondtrekkende handelaren nog het best. Als je dan ook nog zelf de kleinzoon van één van de eerste orgeldraaiers bent, weet je over het bruisende Bossche leven mee te praten. Behalve als kleine jongen meelopen met het orgel van grootvader was Daan na de oorlog koopman in tweede-hands goederen en daar tussen in chauffeur van de paters Capucijnen.
Als junkske stond ik al aan 't orgel. Vroeger was er geen andere muziek dan van het orgel. In de café's speelde ,Marie de Paraplu’ en op straat zongen de mu¬zikanten onder wie ,Sarie Marijs’. Die sprong en zong, ja die kon er wat van. Het was een ventje van een jaar of vijfentwintig. Als men hoorde dat ie weer in de stad was trok het hele volk uit. Maar zodra de politie in aantocht was, klonk er een fluitje van één van de jongens, die op de uitkijk stonden. Sarie verdween ergens in een portiek.
In mijn jongensjaren speelde Huub Jansen, de beschuitenkoning. Zo noemden ze hem, omdat hij in de Korte Tolburgstraat een beschuitenbakkerij had. Maar ,De Lange Daan, van moederskant, was algemeen bekend. Dat was mijn grootvader van moederskant. Ze kenden hem tot in de wijde omtrek. Lange tijd zijn orgeldraaiers verboden geweest zich in de stad op te houden. Dat verbod gold in 1885 in een tijd waarin er veel ziekten heersten. Het stadsbestuur
75
was bevreesd dat de muzikanten binnen de wallen zouden blijven overwinteren. Waarschijnlijk in 1907 werden muzikanten en orgeldraaiers weer toegelaten. Lange Daan Heesbeen mocht wekelijks komen spelen. Uit dank maakte hij een rondje langs de raadsleden om hen een serenade te brengen. De scholieren van het Stedelijke Gymnasium waren ook zo slim om Daan te vragen een deuntje in het Nachtegaalslaantje te komen spelen, uiteraard tijdens de lesuren ...
De terugkeer van de orgels, in het bijzonder die van Lange Daan, staat in een lied beschreven.
Terugkeer orgels
Het orgeltje dat Daan Heesbeen eind vorige eeuw in Duitsland kocht. De foto is genomen nabij het politiebureau in de Orthenstraat waar lange tijd orgelkeuringen plaatsvonden. Links Lange Daan, midden zijn vrouw Leentje en rechts tante Stien Hollander.
In de raad zijn het rare heren,
die wilden van alles maar proberen.
Er was geen geld meer in de kas
Dus vlug een mouw er aan gepast.
Ze wilden ons gasfabriek vergroten
en ook wat orgels laten lopen,
want dat was een goed idee.
De raad die stemde daarin mee.
Er werd een proef gedaan
al met de Lange Daan.
Die mocht voor driehonderd centen
met zijn orgel toen gaan venten.
Als dat allemaal goed uithaalt
en Daantje goed betaalt,
dan lopen er na een maand of wat
twintig orgels door de stad.
In mijn jeugd liepen er nog veel types door de stad. Behalve de venters en muzikanten was de koloniaal Jan Corten overbekend. Door een ziekte opgelopen in Indië, liep hij zo raar en zo parmantig als een pèrd, dat ze hem ,Jan Stap Netjes’ gingen noemen. Jan woonde in het steegje van ,Leen de Kaas’, dat was een zijstraatje van de Vughterdijk ter hoogte van perceel 227. En Gerrit Pullen, noemden ze ,De Gekke Gerrit’, maar die was helemaal niet gek. Hij hielp mee op de markt. Verder ken ik ,de Schele Trui’, een bedelvrouw uit de Diepstraat en ,Nelleke de waarzegster’ uit de Korte Waterstraat. In elke volksbuurt had ieder zo zijn toevluchtsadres. Ze bezochten Nelleke als ze met pijn zaten. Dan prevelde Nelleke wat, overlezen heet dat, en dan was je je pijn weer kwijt.
Ikzelf heb in mijn leven van alles gedaan. Vóór de oorlog zat ik in het leger bij de Stoottroepen en in de oorlog was ik chauffeur van de paters Capucijnen. Ik ben ook in de oorlog getrouwd met Annie van Doorn. Ge kon toen goed een huis krijgen. We gingen aan de Van Kasterenwal wonen. Er zat een kleine kamertje in met een bedstee. De huur bedroeg nog geen vijf gulden in de week.
Na de oorlog heb ik tot mijn 44ste met lompen en metalen gelopen. Ik had nummer 29. Dat was het nummer van mijn vergunning. Het was een goeie handel in de stad. Dat bleek wel aan het nummer. Na mij kwam er nog een stel. Van Erp en Bijnen die vieten onze rommel aan. Ook Huiskens, die werd de grote handelaar. In mijn jeugd begon hij in een pakhuisje aan het Luizenplaatsje, een pleintje met onbewoonbaar verklaarde woningen achter de Mortelkazerne. Nou is hij miljonair. Zij deden in metalen en Jo de Winter was de grote man in todden.
Door ziekte raakte ik in de WAO en moest er mee ophouden.
Mijn grootvader Daan Heesbeen stierf in 1924, hetzelfde jaar waarin ook zijn vrouw kwam te overlijden. Piet, mijn vader, nam het vak van orgeldraaier niet over. Hij werd machinist/stoker op de vaart. Als roepnaam kreeg hij ,Bossche Piet den vuurplaat’.
76
Straattafereel in de Weverplaats uit 1946 met het orgel van de Pêp van Gelder, die links voorop loopt. Anna Heesbeen haalt geld op, manzen heette dat. Rechts Sien Thelen. De Pêp, die woonde aan de Bonte Huid, was getrouwd met een Heesbeen. De melkboer in kaky jasje moet Van Zantvoort zijn wiens zoon nog melkventer is. Het baasje links lopend in de goot, is 'Het Bultje van Helvoort'. Foto: Ad Burgerhof